woensdag 2 november 2011

La tour Eiffel

Vandaag ben ik naar de Eiffeltoren geweest. Als je er een spreekwoordelijke steenworp vanaf woont, moet je er toch regelmatig heen, non? Alors, ik erheen.

Wat me opviel toen ik eenmaal bij de toren was, waren de mannen. Stoere mannen. Met laarzen en petjes. Bewakers van de toren zijn het. Getrainde militairen. Ze patrouilleren langs de rijen wachtende toeristen die de toren willen beklimmen. In hun hand hebben ze een geweer. Zogenaamd omdat dat bij hun uniform hoort, maar de angstvallige toeristen weten wel beter. De eerste Chinees die het waagt met zijn Nikon voor te dringen, kan een nekschot verwachten.

De legermannen bekijken de toeristen één voor één. Als vee dat naar de slacht gaat. Er begint een babytje te huilen. Met een ruk kijkt de opperlegerman op. Hij is de baas, dat zie je je meteen aan zijn enorme neus. Razend is hij. Snuivend als een dolle stier zoekt hij de rijen af, op zoek naar de schuldige. Degene die het waagde de rust rond zijn toren, zijn trots, te verstoren.

De moeder van het hummeltje ziet bleek. Ze begint razendsnel in haar tas te graven, op zoek naar iets om het kind mee stil te krijgen. Ondertussen glijden de ogen van de Opper steeds verder de rij af, richting de bron van het lawaai. Het is een race tegen de klok. De moeder graaft en de man zoekt en de man zoekt en de moeder graaft.

Eureka! De vrouw heeft een speen gevonden. Opgelucht propt ze het ding in haar baby’s mondje. Het gekrijs valt weg. De hele rij toeristen rekt zijn nek om de reactie van de Opper te zien. Die haalt zijn hand weg bij de trekker van zijn geweer. Hij kraakt indrukwekkend met zijn nek, haalt zijn neus op, en stampt dan verder, op zoek naar een nieuw slachtoffer.

Ik ben maar gauw doorgelopen. Doodsbang dat mijn mobieltje af zou gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten