vrijdag 27 april 2012

Het goede doel

Wie kent ze niet. De overbetaalde studenten die proberen sponsors te winnen voor een willekeurig goed doel op een willekeurige plek in de stad. Of nouja, willekeurige plek.. Het is altijd de plek waar je toch echt langs moet. Deze recruteringsteams staan vaak als aasgieren over het plein verspreid, klaar om iedereen aan te vallen die in hun doelgroep valt. ‘Heb je misschien een minuutje tijd?  ‘Mag ik je wat vragen?’ ‘Jij ziet eruit alsof je meer wilt weten over mijn organisatie!’. Nee, nee, nee, laat me met rust! Gelukkig zijn de meeste sponsorzoekers in Nederland niet erg gemotiveerd om je alsnog aan de praat te houden. Ze zijn brak van gisteravond, hebben het koud, en willen eigenlijk gewoon weer met pauze gaan.

 Zo niet in Parijs. Ik was nog niet zo lang in Parijs toen ik voor het eerst werd aangesproken door iemand van Amnesty international. Of ik dertig seconden had. Ik weet niet waarom ze om dertig seconden vroegen en niet om een minuut, maar dat maakt eigenlijk ook helemaal niet uit. Hun doel is toch om je langer dan de beloofde dertig seconden aan de praat te houden. Goed, ik was nieuw en mijn Frans was maar mwoah, dus ik besliste dat een beetje luister- en spreekvaardigheid geen kwaad kon. Verkeerde beslissing.

 De Amnesty-jongen begon met de vraag of ik wist was zijn organisatie inhield. Toen ik niet het antwoord gaf dat in zijn boekje stond, barstte hij los. Binnen de afgesproken dertig seconden (gok ik, ik heb het niet geklokt) kwam er een verhaal van driehonderd seconden uit. Ik begreep de grote lijnen wel, maar stond alsnog met een enorm vraagteken op mijn hoofd te kijken naar zijn bizar snel bewegende mond. Toen de jongen even een pauze inlaste om te ademen gooide ik er gauw tussen dat mijn Frans niet zo goed was. Een subtiele hint, dacht ik zo. Maar nee, de jongen zei ‘o, ik vind dat je het heel goed spreekt hoor!’, om verder te gaan met zijn verhaal over zielige kinderen in derdewereldlanden, of wat het ook was.

 Ik probeerde in mijn beste Frans uit te leggen dat ik het eens was met zijn verhaal over het helpen van mensen die het niet zo goed hebben als wij (in onze materialistische, kapitalistische, gebruikersmaatschappij), maar dat ik het niet zag zitten om sponsor te worden. Meteen schoot er een antwoord zijn mond. Uit hetzelfde boekje als zijn eerdere preek, waarschijnlijk. Ik bleef bij mijn beslissing, maar de jongen heeft nog zeker vijf minuten op me in staan praten. Ik weet niet wat ze die lui betalen, of wat er gebeurt als ze niet genoeg sponsors binnenhalen, maar het is hier menens.

 Ik heb verschillende tactieken toegepast om aan dit soort volk te ontkomen, maar er is er maar één echt effectief. ‘Ik niet spreek frans’, met een hoop gekke armgebaren om als vreemd persoon over te komen. Daarna zet je het op een rennen, in de hoop dat ze geen speciaal team hebben om achter wegrennende mogelijke sponsors aan te komen.

zondag 22 april 2012

Fietsen

Ik ben weer een weekje in Nederland! Om universiteiten te bezoeken, om vrienden en familie weer te zien en om weer heel Nederlandse dingen te doen. Fietsen bijvoorbeeld. Dat gaat hier heel gemakkelijk: schuur open, fiets eruit, en gáán. In Parijs heb ik ook al gefietst, maar dat is bij één keer gebleven..

‘Laten we gaan fietsen!’ was het voorstel. ‘Eh, oke’, dacht ik. Parijs staat vol met velibs, huurfietsen. Na een borg van 150 euro te hebben betaald kan je een van deze stalen rossen uit een parkeerplek halen. De eerste dertig minuten cross je gratis de stad door, erna betaal je een klein bedrag per uur. Heel Parijs snapt dat de kunst is je fiets weer te parkeren bínnen 30 minuten. Nadat je je fiets hebt geparkeerd pak je direct een nieuwe, om wéér 30 minuten gratis te kunnen fietsen. Stiekem zijn ze hier net zo gierig als in Nederland.

Goed, fietsen dus. Omdat er een borg van 150 euro moest worden betaald, was er geen geld voor een tweede beige ros. Dan maar met z’n tweeën op één fiets. De velibs hebben geen bagagedrager, dus gingen we voor de erna meest comfortabele optie. Dit was eigenlijk ook de enige andere optie. Ik kon op het zadel zitten en proberen mijn evenwicht te bewaren terwijl mijn fietsbuddy het fietswerk zelf deed. Het zwaarste werk was niet voor mij, maar ik ben toch minstens even bezweet geëindigd. In angstzweet, that is.

Buschauffeurs, taxi’s en andere auto’s: ze willen je allemaal dood hebben. Op de autowegen is een smalle strook gemaakt voor fietsers. Niet náást de autowegen, maar erop. Je rijdt dus op dezelfde stroken als de veel-minder-kwetsbare Franse auto’s. Terwijl enorme bussen het bumberkleef-spelletje met je spelen en taxi’s boos naar je toeteren, maken andere automobilisten enigszins onbeleefde gebaren naar je. Mijn fietsbuddy zag het gevaar niet. Terwijl horrorscenario’s zich in mijn gedachten afspeelden werd ik door de gevaarlijkste kruispunten gemanoeuvreerd, lachend en wel. Licht getraumatiseerd zat ik achterop, me vastklampend aan mijn chauffeur. Het lot was me gelukkig goed gezind, ik heb de dag overleefd. Na precies 29 minuten parkeerden we de fiets weer. Melig van de adrenaline, moe van het harde werk. Leuk, maar ik fiets toch liever in Nederland.

maandag 16 april 2012

Sarkozy ou Hollande?

Er is voor Franse mensen meer in het leven dan goede wijn en veel baguettes. Nee, niet slakken. Ook niet mode. Politiek. Deze nationale hobby lijkt door geheel stemrechtig Frankrijk uitgeoefend te worden. Geobsedeerd zijn ze erdoor. Het zijn hier niet alleen de volwassenen, ook de jongeren zijn fanatiek politiek geëngageerd. Ik ben al eens aangesproken in een kroeg met de vraag ‘Dus.. Hollande of Sarkozy?’

Zondag 22 april is de eerste ronde van de presidentiele verkiezingen. Deze ronde moet gaan beslissen welke twee politiekelingen het gaan schoppen tot de tweede ronde, de finale van France’s Next President. Al zijn hier ook vrouwen die zich kandidaat willen stellen, het is zeer waarschijnlijk dat het eindrondje debatteren zal gaan tussen twee mannen. In de rechterhoek hebben we Nicolas Sarkozy van l’Union pour un Mouvement Populaire, huidig president van de Franse Republiek. Hij heeft flinke wenkbrauwen, flinke oren en flink praatjes. In de linkerhoek hebben we François Hollande van le Parti Socialiste, niet-huidig president van de Franse Republiek. Hij heeft een bril, hij heeft een pak, en hij is een socialist. ‘le changement, c’est maintenant*’ tegen ‘France forte*’.

Afgelopen weekend hebben beiden kandidaten een speech gehouden om de laatste kiezers voor zich te winnen. Aangezien Sarkozy’s speech het dichtst bij was, besloot ik daar maar heen te gaan. 150.000 man verzamelden zich op Place de la Concorde om te luisteren naar linkse praatjes. In de rij om langs de beveiligingspoortjes te komen vang ik vlagen op van gesprekken. ‘Zonder Sarkozy zijn we verloren.’ ‘Met Hollande zullen we net zo eindigen als Griekenland en Spanje’. ‘Die man is de toekomst van Frankrijk’. ‘We gaan winnen!’

Eenmaal op het plein zijn eerst een aantal andere linkse mensen aan de beurt om te spreken. Via grote schermen volg ik hun speech. Als Sarkozy eenmaal aan de beurt is, verandert Place de Concorde even in Hollywood, met Sarkozy als VIP op de rode loper. Terwijl er helden-filmmuziek wordt afgespeeld loopt Sarko richting podium. Hij lacht, schudt handen, en komt precies op het einde van zijn aankomstdeuntje aan bij de microfoon.

Hij preekt over een sterk Frankrijk, over haar stille linkse kiezers, over hoe hij Frankrijk gaat helpen. De menigte joelt en juicht. Franse vlaggen wapperen. Tussendoor wordt de speech regelmatig onderbroken omdat spreekkoren hun liederen aanheffen. Het hoopvolle ‘on va gagner*’ verandert in een enthousiast ‘on a gagné, on a gagné*!’ Als Sarkozy op strenge toon begint over zijn tegenstander François Hollande en het doemscenario dat de rechtse kandidaat zijn programma durft te noemen, slaat de sfeer om. ‘Boeeeeeh’, begint het Franse volk. Hollande brengt ons de afgrond in, het is een lafaard en nog veel meer.

Samen met wat andere Nederlandse meisjes staan we sceptisch te luisteren. Het is een ontzettend nationalistisch gebeuren, met een propagandafactor van 10+. Ik voel me uit pure afkeuring rechtser en rechtser worden. Nog voor het eind van de speech kijken we elkaar uit. Genoeg is genoeg, wij gaan koffie halen.


Leer Frans met Eva
Le changement, c’est maintenant – de verandering is nu
France forte – sterk Frankrijk
On va gagner – we gaan winnen
On a gagné – we hebben gewonnen

donderdag 12 april 2012

Des pommes

Ik loop over de markt. Mijn missie van vandaag is duidelijk: Appels. Niets meer, niets minder. Ik vind het een goede missie. Goedkoop, makkelijk te onthouden.
Ik struin de kramen een beetje af als ik hoor dat er tegen me gepraat wordt. ‘Et vous mademoiselle, qu’est-ce que vous désirez*?’. Ik draai me om en zie een vrolijke groentejongen vragend naar me kijken. Hij lijkt op de groentejongen uit Amélie, min het stukje waar hij zwakbegaafd lijkt te zijn, plus het stukje dat hij Franse ogen heeft. Jeweetwel, van die mooie bruine ogen waar je direct in verdrinkt. Wat een rotstreek, om zo iemand eten te laten verkopen.

Ik zeg dat ik graag appels zou willen hebben, en de jongen stroomt over van enthousiasme. Hij begint vijf soorten aan te wijzen, en ratelt over de verschillen. Wauw, iemand hier vindt zijn baan leuk. Het geratel gaat zo snel dat ik alleen af en toe ‘très bon*’ of ‘vraiment délicieux*’ opvang.
Tegen het vierde appelras aan ziet de jongen het enorme vraagteken dat op mijn voorhoofd staat. Zijn enthousiaste gebabbel gaat over in verlegen gemurmel. Je ziet hem twijfelen wat hij moet zeggen. Hij kijkt naar zijn appels, naar mij, en naar een collega die druk bezig is. ‘Vous.. vous n’êtes pas d’ici*?’ komt er twijfelend uit.

Het lijkt alsof hij zich schaamt voor zijn eerdere geratel, wat half schattig en half raar is. Normaal gesproken ben ik degene die zich een beetje geneert als de bakkersvrouw na drie keer nog niet snapt dat ik ‘UN PAIN, S’IL VOUS PLAÎT*’ wil. Ik weet trouwens bijna zeker dat ze expres doet alsof ze me niet verstaat, omdat ze wéét dat ik niet van hier ben. Serieus, wat is er zo onverstaanbaar aan het woord ‘pain’?

Terug naar de groentejongen. Nu hij weet dat ik pas d’ici ben, schakelt hij over naar Jip-en-Janneke-Frans. ‘Hoe-veel ap-pels wilt u?’ ‘Ik wil vijf appels, alstublieft.’ ‘Wilt u nog iets an-ders?’ Ik kijk zijn kraam even rond, maar denk dan aan mijn missie: Alléén appels.

Ik ben net iets te lang stil geweest, en de jongen begint zijn aardbeien al aan te prijzen. Hij klinkt alweer wat kletseriger, en ik zie de vonk van enthousiasme terugkomen in zijn ogen. ‘Non merci*’, wil ik zeggen, maar hij onderbreekt me en pakt een willekeurige groente van zijn kraam om weer te gaan ratelen. Voor hij kan beginnen met het aanprijzen van zijn vierde groentesoort roep ik gauw dat dat ècht alles is en dat ik héél veel haast heb. Gelukkig, ik mag betalen en weg.
Mèt mijn appels, missie geslaagd.


Leer Frans met Eva
qu’est-ce que vous désirez - wat zou u willen
très bon - erg lekker
vraiment délicieux - werkelijk heerlijk
Vous n'êtes pas d'ici - U bent niet van hier (lees: niet Frans)
un pain, s'il vous plaît - een brood, alstublieft
non merci - nee bedankt

zaterdag 7 april 2012

De jeugd van tegenwoordig

Ik weet nog hoe ik in Nederland soms kon denken ‘zo wás ik vroeger niet’. Dat was voornamelijk als ik de ‘jeugd’ van tegenwoordig zag, de kids in de onderbouw van de middelbare school. Na de brugklas zijn de meeste net-tieners uit hun verlegen fase en klaar om weer de baas van te school te worden, net zoals in groep 8. Dat niemand ze serieus neemt, hebben ze nog niet door.
In Frankrijk beginnen kinderen een jaar eerder aan de middelbare school, op hun elfde in plaats van twaalfde. Dit houdt in dat deze borst- en baardloze kinderen een jaar eerder het idee krijgen dat ze eigenlijk al heel volwassen zijn.

Als ik van huis naar de school van mijn kids loop, kom ik altijd langs een klein eettentje met een hoge coolheidsfactor onder de Franse jeugd. Alle stoelen zijn bezet door Bieberjongens en make upmeisjes. De graatmagere tienermeisjes zie je nooit eten, ze gebruiken de tafeltjes liever om op te gaan zitten en mooi te zijn. Tegen een hekje staan wat kleffe dertienjarige stelletjes zeer onnatuurlijk tegen elkaar geleund, in poses die ze vast in films hebben gezien. Bieber#22 staat nonchalant tegen het hekje aangeleund terwijl hij zijn hand al net zo nonchalant op het heupbot van zijn vriendinnetje heeft. Het meisje heeft nog geen vormen, hij nog geen beenhaar.

Als ik verderloop kom ik langs een tentje waar ik wel eens koffie haal. De koffie is sterk genoeg om een dozijn obese kinderen uur aan het sporten te krijgen, dus is het ideaal voor au pairs die een werkdag tegemoet gaan. Buiten staan er een aantal meisjes in een rondje, mooi aan het zijn. Omstebeurt nemen ze een slokje van hun koffie, proberend niet te laten merken dat ze bijna gaan spugen van het sterke zwarte drankje. Ze zijn zeer Amerikaans (lees: luid) in het Frans aan het praten en ik kan zonder moeite meeluisteren: ‘Het is niet waar!’ ‘Jawel, hij heeft het zelf gezegd!’ ‘Ik kan het niet geloven! Is het echt zo?’ ‘Ja, hij heeft het zelf gezegd!’ ‘Echt waar?’ ‘Ja, echt! Hij heeft het zelf gezegd!’. Ik had graag langer blijven afluisteren, maar mijn oren begonnen te bloeden van de eentonigheid van het gesprek.

Als ik met de kids weer thuiskom kan ik Eliott wel knuffelen uit dankbaarheid. Hij zit op zijn kamer in een broek en tshirt die hij niet speciaal bij elkaar heeft gezocht, zijn handen door zijn ongekamde haar te halen. Als ik vraag hoe zijn dag was komt hij met een random gebeurtenis op de proppen, niet met ‘wat zijn vrienden nóú weer zeiden’. En al gebruikt hij wel als een echte Amerikaan honderd keer per minuut woorden als like/basically/kinda, hij praat verder gewoon zoals een kind van zijn leeftijd hoort te doen. Eén kind is veilig. Benieuwd hoe het over vijf jaar met de tweeling zit.

maandag 2 april 2012

VerFranst

Ik raak verFranst.
Waar is de tijd gebleven dat ik verdwaald raakte, dat ik alleen met een rood hoofd ‘je.. uh..’ kon uitbrengen als ik onverwacht werd aangesproken, dat ik smachtte naar een goed donker brood met echte kaas van onze eigen kaasboer Erik?

Tegenwoordig kijk ik voor me in plaats van omhoog, zucht ik als ik zes minuten moet wachten op mijn metro. Ik ben gesetteld voor lichtbruin brood dat je niet langer dan anderhalve dag kan bewaren, en vind het niet eens storend meer dat ik daar alleen maar jam of Nutella op kan smeren. Ik weet nauwelijks meer hoe een broodje Ben smaakt, laat staan anijsegeltjes of mokkachocomel. Geen van de drie wordt hier verkocht, en ik mis het niet eens meer.

Bedelzigeuners, metromuzikanten en gehandicapten kan ik zonder schuldgevoel straal negeren. Ik knik goedkeurend als een ober weigert Engels te spreken op een terras, en moet zachtjes gniffelen als ik een Franse politieagent tegen verschrikte toeristen hoor schreeuwen dat ze niet op het gras mogen lopen. Ik ben al geen weken meer verdwaald.

Ik klets met willekeurige mensen, lees Franse boeken, en heb het gevoel dat ik een baret zou moeten dragen. Ik heb mijn stamkroeg gevonden, evenals mijn stambakker en stamrestaurantje(s).

Hoe ik me straks weer in Nederland ga redden, weet ik nog niet. Wat is nou een leven zonder verse baguettes die je op iedere hoek kan kopen? Een leven zonder ‘coucou’, zonder korting op alles wat met cultuur te maken heeft, zonder 1000 traptreden per dag? Ik ga terug naar een land waar niemand ‘pardon’ zegt als je omver wordt gebeukt in de metro, waar er sowieso nauwelijks metro’s zijn en het openbaar vervoer je een rib uit je lijf kost. Terug naar het land met één van de minst romantische talen ooit, waarin de keuken hoofdzakelijk bestaat uit gekookte aardappels met gekookte groenten. Terug naar mijn geboorteplaatsje waar in vergelijking ongeveer evenveel valt mee te maken als in een boerengat. Waar de Franse taal eerder ‘stom en moeilijk’ is dan ‘mooi’, en Franse mensen eerder als arrogant dan hoffelijk worden beschouwd.

Het wordt een hard her-inburgeringsproces.