‘Laten we gaan fietsen!’ was het voorstel. ‘Eh, oke’, dacht
ik. Parijs staat vol met velibs, huurfietsen. Na een borg van 150 euro te
hebben betaald kan je een van deze stalen rossen uit een parkeerplek halen. De
eerste dertig minuten cross je gratis de stad door, erna betaal je een klein bedrag
per uur. Heel Parijs snapt dat de kunst is je fiets weer te parkeren bínnen 30
minuten. Nadat je je fiets hebt geparkeerd pak je direct een nieuwe, om wéér 30
minuten gratis te kunnen fietsen. Stiekem zijn ze hier net zo gierig als in
Nederland.
Goed, fietsen dus. Omdat er een borg van 150 euro moest
worden betaald, was er geen geld voor een tweede beige ros. Dan maar met z’n
tweeën op één fiets. De velibs hebben geen bagagedrager, dus gingen we voor
de erna meest comfortabele optie. Dit was eigenlijk ook de enige andere optie.
Ik kon op het zadel zitten en proberen mijn evenwicht te bewaren terwijl mijn
fietsbuddy het fietswerk zelf deed. Het zwaarste werk was niet voor mij, maar
ik ben toch minstens even bezweet geëindigd. In angstzweet, that is.
Buschauffeurs, taxi’s en andere auto’s: ze willen je
allemaal dood hebben. Op de autowegen is een smalle strook gemaakt voor
fietsers. Niet náást de autowegen, maar erop. Je rijdt dus op dezelfde stroken
als de veel-minder-kwetsbare Franse auto’s. Terwijl enorme bussen het
bumberkleef-spelletje met je spelen en taxi’s boos naar je toeteren, maken
andere automobilisten enigszins onbeleefde gebaren naar je. Mijn fietsbuddy zag
het gevaar niet. Terwijl horrorscenario’s zich in mijn gedachten afspeelden werd
ik door de gevaarlijkste kruispunten gemanoeuvreerd, lachend en wel. Licht
getraumatiseerd zat ik achterop, me vastklampend aan mijn chauffeur. Het lot
was me gelukkig goed gezind, ik heb de dag overleefd. Na precies 29 minuten
parkeerden we de fiets weer. Melig van de adrenaline, moe van het harde werk.
Leuk, maar ik fiets toch liever in Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten