donderdag 23 februari 2012

Bobo

Kinderen hebben zo hun eigen woordjes. Da’s heel aandoenlijk hoor, zo’n dreumes die van die woordverbasteringen uitkraamt. Het wordt getolereerd, want het kind is klein en dus is alles wat het zegt leuk en lief en speciaal. Helaas zijn er volwassenen die niet helemaal snappen dat Kinderwoorden voor Kinderen zijn. Zodra een volwassene in kindertaal begint, krijg ik sterk de neiging om er ‘lalalala’ doorheen te gaan roepen en me daarmee net zo kinderachtig op te stellen als zij. Volwassenen zeggen dan stomme dingen, zoals ‘Waar is de miauw?’, waarbij het geluid in plaats van het dier wordt benoemd.  ‘Gaat juf Marieke nu even op zoek naar een puntenslijper’, waarbij juf Marieke in derde persoon heel vervelend praat. Nog erger (mijn ogen branden terwijl ik typ): ‘Moet jij een poepje doen? Moet jij een poepje doen??’ Hierbij wordt er een olijk hoofd getrokken en wordt het woord ‘poepje’ heel hoog uitgesproken, alsof dat een gezellig geheimpje is tussen de spreker en het kind.

Wat ik echter nog irritanter vind, is het zeer bekende  ‘heb je au?’. Nadat het kindje brullend komt aangerend met een puntje bloed op zijn vinger, is dát de vraag. ‘Heb je je au gedaan?’ Nee, ik heb geen au, ik heb pijn. Ik lijd, ik bloed, een stuk van mijn lichaam is beschadigd. Ik wil een pleister en wel nu. ‘Au hebben’ is het bagatelliseren van het leed waar het kind op dat moment doorheen gaat. Onzin. Gewoon het beestje bij de naam noemen, of hoe ze dat spreekwoordelijk ook uitdrukken.

‘Heb je au’ bestaat ook nog eens in meerdere talen. Fijn. Dacht ik er in Frankrijk vanaf te zijn, hoor ik op dag één een kind tegen zijn moeder krijsen dat hij au heeft. Niet pijn, au. ‘j’ai un bobooooo!’, gilde het ontroostbare kind. De moeder reageerde sussend en nam het kind op schoot. Zij was duidelijk de schuldige, degene die het kind had geleerd met van die stomme woorden te praten.

Het kost me hier héél veel moeite, maar ik kan praten zonder kindervocabulaire. De kinderen snappen me alsnog, en ik heb ze al in geen weken meer horen zeggen dat ze een bobo hebben. Wat ze nu hebben? Pijn of een wondje. Nou klinkt ‘wond’ in het Frans wel weer heel dramatisch door de vertaling, namelijk ‘blessure’. (Denk aan de Franse uitspraak, niks geen blessuuruh hier, ik wil blessuur horen.) De eerste keer dat één van je kids naar je toekomt om te vertellen dat de ander geblesseerd is, denk je wel eerder aan een door voetbal uit de kom getrapte enkel dan aan een schaafwondje, maar liever zo dan andersom; dat ik denk dat mijn kind moeilijk doet over een schaafwondje maar in werkelijkheid met een open botbreuk naast het klimrek ligt.

Wie weet, kan ik voor het eind van het jaar ook nog het ‘faire caca’ en ‘faire pipi’ eruit krijgen. Ik duim.


Leer Frans met Eva
J’ai un bobo – ik heb au (een wondje)
Faire caca – poepen (een poepje doen)
Faire pipi – plassen (een plasje doen)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten